Wij deden in het verleden aan volksverheffing;
Wij wisten wat goed leven was;
Wij formuleerden de waarden van het fatsoen;
Wij hebben organisaties opgericht die de zorg vorm gaven;
Wij bouwden Veenhuizen;
Wij bouwden Disteldorp.
Door de opkomst van de middenklasse werd volksverheffing meer-en-meer een onderwijsvraag; Goed leven bleek vertaald te worden in – drie vakanties;
Waarden bleken nogal te verschillen tussen de “ik-groep” met de “ik-roep” en de “Wij-groep met het collectief als ijkpunt;
Organisaties werden verstatelijkt en vervolgens ver-markt;
Veenhuizen ging over in Vinex-wijken met buurthuizen;
en van Disteldorp is een beschermd stadsgezicht gemaakt als ‘blik op een niet meer bestaand verleden’
De intenties klópten in de tijd van de volksverheffing – de intenties van de have’s (als tegenhanger van de have-not’s)
De maatschappelijke dóórontwikkeling laat een grote diversiteit zien op véél verschillende gebieden. Maar we kunnen elkaar – ondanks al die verschillen – goed vinden in een aantal grondbeginselen, idealen en waarden die ons helpen richting te geven. Uitgangspunten, die ons vandaag tonen hoe mensen met elkaar moeten omgaan en langs welke lijnen onze (westerse) maatschappij moet zijn ingericht. Ik las daartoe een krant en vond daarin een aantal verbindende uitgangspunten.
Ik heb ze wat geabstraheerd … en vond:
• Respect & Tolerantie;
• Gelijkheid, Vrijheid & Democratie – (met GVD als afkorting);
• Solidariteit, Integriteit en Rechtvaardigheid – ( met als afkorting SIRe);
• En ik vond: Verantwoordelijkheid en Duurzaamheid.
Duurzaamheid: … als het bewust omgaan met hulpbronnen en het milieu, zodat ook toekomstige generaties een leefbare wereld hebben.
Duurzaamheid: … als het evenwicht tussen economische groei, ecologische verantwoordelijkheid en sociale samenhang. Waarbij – het zal u niet ontgaan zijn – tegenwoordig ook ‘economische GROEI’ van kanttekeningen wordt voorzien.
En dan zijn we bij de Andragologie, want het is precies die set van waarden die ik zojuist noemde en met name die duurzaamheid waarop nu massaal wordt ingezet.
In haar beleidsvisie kring Andragologie 2022-2027 (die op het punt staat herijkt te worden) is het niet moeilijk te vinden hoe ons bestuur – hoe wij – vanuit waarde-gedreven handelen nog steeds in de hiervoor zeer kort geschetste traditie proberen bij te dragen aan een maatschappij die “er toe doet” voor haar burgers. Voor een maatschappij die een samenleving vormt met leden die zich bewust zijn van hun rechten en plichten en daar actief – mee – vorm aan geven. Voor een zelfbewuste, geëmancipeerde samenleving.
_____________________________
Maar hoe dan? Hoe komen we tot dat ideaal … of “Hoe doe ik dat?”
Mij is gevraagd als lid van deze kring, als lid dat nog met beide voeten in de beroepspraktijk staat, mijn visie te geven over wat ik belangrijk vind. Maar de vraag moet, liefst nádat ik uitgesproken ben, natuurlijk zijn hoe U, vanuit uw actuele maatschappelijke ervaringen, vindt dat onze vereniging bij kan dragen aan die ‘verantwoordelijke samenleving’.
In uw uitnodiging staat het ‘iets anders’, namelijk wat mijn visie op de betekenis van andragologie in de huidige tijd is – waarbij andragologie vertaald is in “Sociale veranderkunde”.
_____________________________
Ik noem u drie actuele situaties waaraan ik persoonlijk bijdraag, ik doe dat vanuit een eigen praktijk. Die praktijk acteert onder de naam “Coaching Netwerk Nederland” (CNN) – omdat coaching, voor mij persoonlijk “executive coaching”- een door mijn (potentiële) klanten goed ingevoerd begrip is. Een werkpraktijk onder de naam “Andragologie in de Praktijk” zou tot meer onduidelijkheid leiden.
Ik werk met individuele leidinggevenden in verschillende organisaties. Het gaat daarbij doorgaans om hoger geplaatste medewerkers of eindverantwoordelijken.
Voor mij gaat het steeds om een ontwikkelingsvraag. Het kan daarbij om de innerlijke wereld van de betrokkene gaan waarbij ik dan “werk” met de daarin aanwezige sub-personen. Niet dat ik ze zo altijd noem, maar het geeft aan dat verschillende onderdelen van de persoonlijkheid – ook die welke doorgaans in de schaduw moeten blijven – onderdeel uitmaken van de persoonlijke huishouding.
Het kost mij daarbij geen moeite om een dergelijk ‘tableau’ te vertalen naar de persoonlijke werksituatie van de klant. Ik heb het daarbij niet over ortho-pedagogische, klinisch-psychologische of psychiatrische situaties. Want mochten die er zijn dan verwijs ik daarvoor naar andere professionals. Nee, ik heb het over alledaagse situaties zoals ook U die in uw persoonlijk leven kunt ervaren en waarvoor het 5 a 7 keer in uw leven behulpzaam is om daarover eens met een buitenstaander te spreken.
Denk aan het vermijden van confrontaties omdat een ouderdaar vroeger erg kwaad om werd, of angst voor hiërarchisch hoger geplaatsten omdat thuis het ‘baasschap’ erg streng werd vorm gegeven. Maar het kan ook gaan om de angst ‘door de mand te vallen’ vanuit een systematische zelf-twijfel die is ontstaan vanuit vroegere ervaringen.
Ik vertaal dat gesprek met mijn klant (met zijn innerlijke actoren) in andragologische zin als waarde-gericht sociaal handelen.
Tot zover mijn 1e voorbeeld van werken met individuele personen.
Het is erg ‘modern’ om te spreken over ‘onveilige situaties op het werk’. Al heel lang weten bedrijfsmaatschappelijk werkers, vertrouwenspersonen en medezeggenschapsorganen – ik heb er lang in gezeten en er lang mee gewerkt …… dat ‘onveiligheid’ onderdeel is van samenwerken in situaties met een ongezonde machtsbalans.
■ Misbruik, onderdrukking, corruptie, stelen, angst, uitsluiting, pesten, ontkenning etc.
Het was er altijd en het is er nog. Gelukkig worden tegenwoordig deksels gelicht, komt stoom van ketels en hoeven klokkenluiders – en dit is niet leuk bedoeld – niet altijd meer op zoek naar een caravan.
Kortom – omgaan met conflicten (individueel en in groepen) – is een onderdeel van mijn werk dat ik relateer aan mijn andragologische achtergrond …
… welk maatschappelijk verantwoord gedrag is te tolereren. Hoe verhouden respect, tolerantie, integriteit en verantwoordelijkheid zich tot elkaar en tot de aanwezige situatie? Welke persoonlijke houding en welke contextuele variabelen maken dit gedrag mogelijk?
Tot zover mijn 2e voorbeeld van groepswerk of organisatiewerk.
En derde, een laatste blik op mijn persoonlijke handelen gaat over stadsontwikkeling en haar weerbarstigheden.
Het is niet moeilijk om te bedenken hoe in een deel van deze stad onderdelen van zo’n stadse samenleving (zeg een stadsdeel) tot elkaar moeten komen: Hoe veiligheid (politie) en Openbaar Ministerie; Hoe wonen (woningbouwcoöperaties); Hoe onderwijs (Schoolbesturen) en hoe Economie (Grootbanken en MKB-vertegenwoordigers) hun bijdragen kunnen leveren aan het in samenhang én in samenwerking met allerlei lokale initiatiefnemers elkaar moeten vinden om tot een lokale economie te komen waarin lokale stages, met lokale veiligheids-afspraken tot een gedragen lokaal eco-systeem kan leiden.
Tot zover de goede bedoelingen. Maar wat als daartoe een zelfstandige ‘verander-organisatie’ wordt ingesteld. En wat … als het bestuur van zo’n stadsdeel vindt dat dit onder haar regie moet vallen. En hoe zit het dan als daarnaast de centrale stad (het stadhuis) vindt dat dit ‘experiment’ onder haar regie moet vallen?
Welke systemische, bureaucratische, financiële, ‘drukkende’, machtsbalans verstorende – controlmechanismen komen dan los! En waar bevindt zich hier naast de “kring van veranderinstituties” zich hier die burger?
Er zijn al veel evaluatie-rapporten over stads-verbeterings-experimenten. Maar waarom – terwijl iedereen werkt vanuit de beste intenties – vindt dan toch steeds die “samenwerkings-spanning” plaats?!
Ik weet … dat iedereen die zich tot deze situatie verhoudt … zijn en haar “stinkende best” doet. Dat hier sprake is van de bekende gordiaanse knoop en dat iedereen zich dáár toe verhoudt. Ik weet ook dat vaak primair de behoefte op komt om ‘de ander’ de schuld te geven (een menselijke behoefte).
En dat dán de andragoloog in mij – die zich dan ‘sociaal interventiekundige noemt’ of ‘begeleider’ of ‘adviseur’ – behulpzaam kan zijn om enerzijds de hopeloosheid van alle betrokkenen te duiden (Je gaat het pas zien als je het door hebt) en anderzijds de introductie van de ‘grenzen-stellende-dialoog’ op tafel brengt – de verschillende belangen, uitgangspunten en achtergronden kan laten zien van de verschillende partijen en áán de verschillende partijen. Dat kan helpen.
Denk aan het verschillende tijdsperspectief van betrokken (variërend van 4 (Politiek) tot 15 (woningbouwvereniging) jaar. Denk aan de enorme onderbezetting bij de Politie en de verbinding naar de relevante buurtoudsten. En denk aan het op tafel brengen van vragen over wie … waarover …. met welke frequentie …. geïnformeerd wil worden ten behoeve van de democratische verantwoording. Want het gaat hier om allemaal democratisch, juridisch geborgde systemen – die met álle goede bedoelingen – elkaars obstakels vormen …
Tot zover …
En ook tot zover mijn 3e persoonlijke voorbeeld van systemische verwarring. Verwarring als onduidelijkheid … en ook verwarring als ‘in de knoop komen ‘met alle goeie bedoelingen’.
__________________________________
Voor mij helpt de andragologie – de sociale interventiekunde – dus zowel op individueel niveau, op groeps- en organisatorisch niveau als op systemisch niveau.
_________________________________
Afrondend:
In de bestaande beleidsvisie wordt gesproken over interdisciplinair handelen, over co-creatie, over praktische en theoretische doorontwikkeling van sociale interventies –
Ik heb actief gewerkt en werk nog met het boek ‘Grondbeginselen van Veranderen’ waaraan velen hier aanwezig hebben gewerkt. Ik merk vanuit mijn eigen praktijk dat ik behoefte heb aan een model en een consistent verhaal.
Ik noem hier Kate Raworth – een Engelse econome werkzaam voor het voor het Environmental Change Institute van de Universiteit van Oxford en ook als Professor of Practicewerkzaam bij de Hogeschool van Amsterdam. Zij is bekend van haar werk over “De Donut”, waar ze een economische model mee verstaat dat balanceert tussen essentiële menselijke behoeften en planetaire grenzen.
Mijn enthousiasme is ontstaan door het boekje van HilgoBruining met als titel de ‘Donut Psychiatrie’, waarin hij op basis van Raworth’s model een soortgelijke metafoor tot leven wekt met als thema de zorg, meer specifiek die van de psychiatrie.
De eenvoud van dat model – de toepasbaarheid daarvan op andere thema’s én – met een verwijzing naar het thema duurzaamheid uit ‘ons’ eigen beleidsplan – maken dat ik deze ‘donut-behoefte’ ook hier graag uit spreek!
Een tweede en laatste verwijzing maak ik naar het vinden van een gemeenschappelijke taal. Het komt mij voor dat een gemeenschappelijke taal behulpzaam dwz verbindend kan zijn voor ‘onze Sociale Interventiekunde’. Dus áls ik al – oprecht in alle bescheidenheid – één suggestie mag doen voor een te betrekken discipline dan zouden dat de taalwetenschappen zijn.
Natuurlijk ligt daar niet ons panacee, maar wat mooi zou het zijn als we ons op ‘alle niveaus’ “verstaanbaar” kunnen maken.
Tot zover mijn verhouding met de andragologie. We gaan nu over naar het informele deel waarin het leuk, nuttig, onderhoudend én noodzakelijk is om UW verhouding met de andragologie te delen met onze bestuurders! Zij staan namelijk nú voor de herijking van onze beleidsvisie.
___
Ik eindig met Marcus Tullius Cicero in de verwachting dat wij daar met z’n allen wel op kunnen drinken:
Zolang er leven is – is er hoop.