‘Doe je nog wel eens wat aan historische andragologie?’ vroeg Truus Ophuysen, vriendelijk als altijd, op de gezellige nieuwjaarsreceptie 2017 van de kring. Ja dus. Zo nu en dan schrijf ik nog een artikel over de geschiedenis van andragogische voorzieningen en de laatste tijd toevallig ook recensies, jammer misschien niet in een tijdschrift dat door andragologen gelezen zal worden. Mijn laatste historisch-andragogische artikel schreef ik in een bundel van oud-redacteuren en –medewerkers van het vroegere onder andragogen heel populaire links-katholieke weekblad De Nieuwe Linie. Het handelde, onder bovenstaande kop, over de verloedering van de Algemene Bijstandswet van Marga Klompé. Ook de oud-IWA-student Andries de Jong schreef een bijdrage; een mooi artikel onder de droevige titel Honderdduizend huishoudens hebben jaarlijks noodhulp nodig, terwijl Anja Meulenbelt, eveneens oud-IWA, een bijdrage schreef over het steunen van de Palestijnen.
Van genade naar recht
De Bijstandswet van Klompé was een van de belangrijkste keerpunten in de Nederlandse sociale geschiedenis en betekende het sluitstuk van de zogeheten welvaartstaat. ‘Van genade naar recht’ zei Klompé zelf. De wet maakte niet alleen een einde aan de vernederende maatregelen van de oude armenzorg, maar nam bijvoorbeeld ook voor vrouwen de economische barrières weg om te scheiden; ze konden door de bijstand financieel onafhankelijk worden van hun man. De bijstandsmoeder deed haar intrede in de geschiedenis. Ook andere groepen, zoals psychiatrische patiënten en dak- en thuislozen, kregen door de bijstand weer toekomstmogelijkheden. De wet werd ingevoerd onder het kabinet De Quay in 1965, maar was het product van de rooms-rode samenwerking van KVP en PvdA. Tegenwoordig heeft het CDA geen boodschap meer aan de katholieke sociale leer en heeft de PvdA haar ideologische veren afgeschud. De erfenis van Klompé vindt in deze partijen geen principiële verdedigers meer.
Waterval van verslechteringen
De bijstandswet van Klompé is steeds meer verslechterd. Vooral de laatste 15 jaar is er een waterval aan veranderingen over de bijstandsgerechtigden uitgestort. Op 1 januari 1996 werd de Algemene Bijstandswet ‘heringericht’ en vervangen door een nieuwe, de Algemene bijstandswet met een kleine b. Sindsdien is die wet nog minstens 60 keer gewijzigd.
Een hele grote verandering was de Wet werk en bijstand (WWB) die op 1 januari 2004 in werking trad met als volledige titel Wet van 9 oktober 2003, houdende vaststelling van een wet inzake ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten. Klompé wilde de bijstandstrekkers bevrijden van het liefdadigheidsluchtje van de oude armenzorg, bij de Wet werk en bijstand gaat het er vooral om de mensen zo snel mogelijk zonder omwegen naar betaald werk te krijgen en de kosten flink te drukken; werk gaat boven uitkering. De gemeentes moesten voortaan alle bijstandstrekkers die tot werk in staat zijn onderwerpen aan een verplicht re-integratietraject. Ook vóór 2004 werd van mensen zowel in de werkloosheidswet als in de bijstandswet natuurlijk verwacht, dat zij hun best zouden doen om weer werk te vinden. Centraal daarbij stond het begrip passende arbeid. Je hoefde niet elke baan te accepteren, maar alleen werk dat paste bij je opleiding of ervaring. In de WWB werd de term passende arbeid vervangen door het begrip algemeen geaccepteerde arbeid; dat wil zeggen dat je ook werk moet accepteren dat ver onder je vermogens ligt.
Het neoliberale denken over de sociale wetgeving bereikte voor de bijstand zijn hoogtepunt in de Wet Werken naar Vermogen die door het kabinet van VVD, CDA en PVV werd ingediend. Kernwoord in het denken van deze partijen is ‘tegenprestatie naar vermogen’. Iemand die bijstand krijgt, is verplicht daar iets tegenover te stellen, ofwel door alle mogelijk werk te accepteren, ofwel door vrijwilligerswerk te doen dan wel anderszins ‘maatschappelijk verantwoorde activiteiten’. Gemeentes mogen van uitkeringsgerechtigden eisen dat ze als tegenprestatie voor de bijstand een aantal uren werk verrichten, ook als die tegenprestatie niet direct helpt om de kans op regulier werk te vergroten. Inmiddels is ook weer een ander element van de oude armenwet van stal gehaald: het mogelijk maken van huisbezoeken in de sociale zekerheid. Tot de beruchte vernederingen van de armenzorg behoorde het gesnuffel in de kastjes van de armen. In een modern jasje komt ook dit weer terug.
En dan de Participatiewet
Het voorlopig sluitstuk van de alsmaar veranderende bijstandswet is de Participatiewet van het huidige VVD-PvdA-kabinet, die voortborduurt op het wetsvoorstel Werken naar vermogen van het eerste kabinet Rutte. In deze nieuwe wet worden de Wet werk en bijstand, de Wet Sociale Werkvoorziening en een deel van de Wajong samengevoegd. Voor alle mensen die onder deze participatiewet vallen geldt het systeem van loondispensatie, wat betekent dat zij tijdelijk zelfs werk moeten accepteren onder het minimumloon. De bestaande re-integratie- en begeleidingsbudgetten voor de gemeentes worden samengevoegd en – uiteraard – verminderd.
Hoe gaat de uitvoering van de WWB nu in de praktijk? Het ooit zo rooie bolwerk Rotterdam geeft het slechte voorbeeld. ‘Wie kan werken, moet werken’ is de leus. Of er nu grote werkloosheid heerst of niet, er zal gewerkt worden. Dat gaat zo: ‘De gemeente wil wel dat u er alles aan doet om betaald werk te vinden. Lukt het niet om betaald werk te vinden, dan gaat u onbetaald werk doen. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk bij een buurthuis, peuterspeelzaal, verzorgingshuis, speeltuin of sportclub. Zo doet u iets terug voor uw uitkering.’ Uiteraard keerde ook de term ‘tegenprestatie’ in het Rotterdamse beleid weer terug Of je gedwongen ‘vrijwilligerswerk’ nog vrijwilligerswerk kunt noemen, hebben de ‘sociale’ hotemetoten zich niet afgevraagd en evenmin of al die instellingen wel zitten te wachten op dwang-medewerkers.
Bij het neerschrijven van dit soort teksten kwam mijn eigen boek Welzijn en discipline weer naar boven, vooral de hoofdstukken over de aloude arbeidsdwang sinds de zestiende-eeuwse humanist J. L. Vives en zijn negentiende-eeuwse navolgers. Die ideeën, die trouwens nooit helemaal zijn weggeweest, zijn in de 21e eeuw weer helemaal herleefd. Zoals vroeger de armoede gold als de schuld van de armen zelf, zo is de bijstands- en uitkeringsgerechtigde nu de schuld van zijn eigen problemen. De burger is immers zelf verantwoordelijk voor zijn/haar leven.
Marga Klompé draait zich om in haar rooms-rode graf!