Andragologie is een product van de verzorgingsstaat van de jaren zestig, en met die verzorgingsstaat is ze vanaf de jaren tachtig als academische discipline zelf ook weer ten onder gegaan. Ook tradities van enkele andragogische werksoorten, bijvoorbeeld vormingswerk en opbouwwerk hebben zwaar geleden bij de inkrimping van de verzorgingsstaat. Als ik hieronder in ga op bestudering van nieuwe vormen van sociale verandering, spreek ik dan ook niet meer van andragologie maar gewoon over veranderkunde. Ik ben daarbij vooral geïnteresseerd in de grondslag van die vernieuwde veranderkunde.
De verzorgingsstaat voorbij
Het heeft zeker pijn gedaan dat allerlei soorten uitkeringen in de verzorgingsstaat sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn gekort of soms geheel zijn verdwenen, met bijvoorbeeld als gevolg dat er in Nederland in de 21ste eeuw weer steeds meer mensen in armoede moeten leven. Ook zijn veel subsidies voor andragogische werksoorten in de afgelopen decennia gedecentraliseerd, wat niet zelden ook weer tot bezuinigingen leidde op andragogische praktijken. Het meest gehoorde rechtvaardiging voor deze trieste ontwikkelingen betreft de tekorten op de begroting van de overheid en op de achtergrond de kwakkelende economie. Bij concrete beslissingen speelden vanzelfsprekend vaak ook nog specifieke politieke motieven mee; dan weer bezuinigde een kabinet op de ene soort regeling, dan weer een ander kabinet op een ander soort regeling, al naar haar politieke kleur. We zullen er ons bij moeten neerleggen dat het doorgaans inderdaad een geldig argument was dat veel voorzieningen in de verzorgingsstaat geleidelijk aan te duur werden voor de overheid.
Actief burgerschap
Gaandeweg moesten daarom burgers zelf wel actiever worden. Bijvoorbeeld vrijwilligers die hun eigen buurthuis gingen beheren of vrijwilligers die werken in nieuwe informele vormen van hulpverlening zoals voedselbanken, of nog directer de rol van mantelzorger op zich moeten nemen. Omdat de strategie van de rijksoverheid was om verzorgingstaken te decentraliseren, kwam de rol van activering van burgers dan ook terecht bij de gemeenten.
Maar er is meer. Actief burgerschap en activering van burgers, is niet alleen een belangrijk thema geworden in de zorgverlening aan anderen. Er zijn ook nieuwe sociale bewegingen opgekomen, bijvoorbeeld allerlei bewegingen voor milieubehoud, en bijvoorbeeld ook diverse etnische bewegingen die er naar streven de eigen cultuur te behouden. Deze nieuwe sociale bewegingen waren vanzelfsprekend het initiatief van actieve burgers. Ook bijvoorbeeld arbeidsorganisaties zijn veranderd in de afgelopen decennia, de gezagsstructuren zijn veelal minder hiërarchisch geworden en dat maakte de werknemer tot weer een ander type van actieve burger, in ondernemingsraden maar bijvoorbeeld ook in werkoverleg.
Verzakelijking sociale verandering
Wat mij de laatste jaren echter vooral intrigeert is een geleidelijke verzakelijking van debatten en praktijken van sociale verandering in deze verschillende situaties. Gemeenten bijvoorbeeld, een steeds belangrijker geworden instantie voor sociaal beleid, hebben niet alleen al een lange traditie van vaak breed samengestelde colleges, ik verwacht ook dat na de recente verkiezingen die trend zich verder zal doorzetten, want er zijn nu in veel gemeenten een groter aantal partijen dan eerder, waaronder bovendien veel partijen zonder een uitgesproken ideologische basisfilosofie.
Ook de nieuwe sociale bewegingen zoals bijvoorbeeld de milieubewegingen, de ouderenbewegingen zijn intern veel minder ideologisch verdeeld dan bijvoorbeeld de vroegere arbeidersbeweging en vrouwenbeweging van eind 19de en begin 20ste eeuw. En om nog een voorbeeld aan te halen, de tamelijk recente bedrijfsdemocratie en ook toenemend werkoverleg zijn waarschijnlijk een terrein waar participatie het minst ideologisch geladen is.
En om binnen ons eigen vak te blijven, ook andragogen lijken zich steeds minder van elkaar te onderscheiden in professionele waarden. Allerlei overstijgende theorieën over sociale verandering, zoals bijvoorbeeld het drietal andragologische modellen van Marinus van Beugen (technisch, politiek, en persoonlijk groei model) worden steeds minder vaak expliciet gemaakt. Er schijnt een groeiende verzakelijking te zijn in termen van technisch-professionele modellen voor de ondersteuning van sociale verandering.
Radicaal pragmatisme: democratie en educatie
Toch lijken mij een karakterisering van de recente sociale veranderingen als ont-ideologisering, verzakelijking, professionalisering te kort door de bocht. Alsof het bij sociale verandering tegenwoordig nog slechts gaat om actie zonder reflectie, om beslissen zonder discussie, om handelen zonder leren. Dat moge voor sommigen zo zijn, maar mijn ervaring is dat er op de achtergrond toch meer algemene, niet-ideologische waarden meespelen. Ik baseer dat onder meer op een groot internationaal onderzoek naar kenmerken en motieven van actieve burgers dat ik met een aantal Europese collega’s in het begin van deze eeuw in negen landen heb uitgevoerd.
Ik voel me sindsdien meer thuis bij de Amerikaanse filosofische traditie van Pragmatisme, waartoe onder meer John Dewey en RIchard Rorty zich rekenen. Voor hen gaat het niet alleen om het korte termijn effect van verandering zelf, maar zou sociale verandering op de langere termijn verdere ontwikkeling van democratie en educatie (moeten) versterken. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen het platte begrip van pragmatisme zoals dat in Nederland meestal wordt gebruikt, noem ik deze Amerikaanse filosofische stroming voor het gemak hier “radicaal pragmatisme” (een term van Saul Alinsky om zijn buurtwerk te beschrijven).
Wat ik hier voorstel is in zekere mate terugkeer naar een richting binnen de oude andragologie. John Dewey beïnvloedde niet alleen het denken over educatie in de Verenigde Staten, maar was ook een inspiratiebron van de “planned change” theorie, die op haar beurt soms weer een inspiratiebron was voor sommige vertakkingen van de oude andragologie in Nederland, zoals organisatieontwikkeling en opbouwwerk. Na allerlei ideologische zwerftochten van ons vakgebied in de tweede helft van de vorige eeuw kom ik al enige tijd nu toch weer uit bij de Amerikaanse grondleggers van het Pragmatisme als een passende basisfilosofie voor de nieuwe veranderkunde. Nader onderzoek hoe dat te concretiseren is in ieder geval mijn doel voor de komende jaren, vooral in een studie van de sociale veranderingen in de krimpgebieden op het Nederlandse platteland.