Lang leve Kurt Lewin!

Dr Ben Tiggelaar (1969. ‘Communicatiewetenschappen’, UvA) wees er op 9 juni 2017 in zijn NRC-column op dat de kernboodschap van de veranderkunde, het koelkast-trio unfreezing-moving-freezing, door enkelen van zijn leerlingen/promovendi zoals Ronald Lippitt werd toegeschreven aan de fameuze Duitser/Amerikaan en Gestalt- of sociaalpsycholoog Kurt Lewin (1890-1947). Zij zouden daarmee, aldus Tiggelaar, nòg meer gewicht willen geven aan hun vak. Ze voegden er zelfs nog minstens twee stapjes aan toe. Lewin zélf zou er volgens Tiggelaar nooit over gepubliceerd hebben. Ik zie aanleiding genoeg om daar ook grondig naar te kijken.

Volgens mij is er geen sprake van een mythe. Kurt Lewin schreef zelf heus wél over die drieslag, in een artikel ‘Frontiers in Group Dynamics’ dat in zijn sterfjaar 1947 verscheen in Human Relations, 1, p. 5-41 (en in memorials en enige herdrukken). Het is een sober relativerend groepspsychologisch artikel, en zeker geen stappenplan voor communicatiologen:

“A change toward a higher level of group performance is frequently short-lived; after a ‘shot in the arm’, group life soon returns to the previous level. This indicates that it does not suffice to define the objective of planned change in group performance as the reaching of a different level. Permanence in the new level, or permanence for a desired period, should be included in the objective. A successful change includes, therefore, three aspects: unfreezing (if necessary) the present level, moving to the new level, and freezing group life on  the new level” (p. 34).

Het trio relativeert al te stramme verwachtingen van sociale interventiedeskundigen. De drie aspecten kunnen wat hebben van watergolfjes. Heen en weerom. In een website over dit artikel van Lewin valt te lezen:

“Since Lewin’s death, Unfreeze-change-refreeze has sometimes been applied more rigidly than he intended, for example through discarding an old structure, setting up a new one, and then fixing this into place. Such an inflexible course of action fits badly with more modern perspectives on change as a continuous and flowing process of evolution, and Lewin’s change model is now often criticised for its linearity, especially from the perspective of more recent research on nonlinear, chaotic systems and complexity theory. The model was, however, process-oriented originally, and Lewin himself viewed change as a continuing process, recognising that extremely complex forces are at work in group and organisational dynamics.”

(Zie https://mbsportal.bl.uk/taster/subjareas/busmanhist/mgmtthinkers/lewin.aspx)

 Als Ben Tiggelaar bedoelde dat Kurt Lewin beter kon relativeren en grimlachen dan zijn leerlingen dan heeft hij wel gelijk. Als lezer van de NRC geniet ik echter veel meer van Japke-d. Bouma die een scherp oog heeft voor de vrolijke uitleg die men op kantoor kan geven van de gedragspsychologie van en vooral nà Lewin. Op 27 juni noteerde ze, onder de titel ‘Je hebt helemaal niets aan inspirerende managementquotes’:

“Eén van de grote voordelen van werken op kantoor, is dat alles daarbuiten meevalt. Ik bedoel: als je de hele week laaghangend fruit moet plukken, het beste uit jezelf moet halen, moet leren van je learnings, je problemen moet ‘omdenken’ én zelfsturende teamsstaand vergaderenvouwfietsen in de treinspits, agile werkenscrummen en je flexplek hebt overleefd, dan schrik je nergens meer van.

Maar het kan altijd erger. Daar kwam ik vorige week weer eens achter, toen ik de ergste quotes op kantoor voor jullie op een rijtje had gezet en dacht er wel mee klaar te zijn. Sterker nog, helemaal klaar, want dit is mijn laatste stukje voor de zomer. Hoera! Denk jullie eens in: even twee maanden geen punten op de horizon, geen customer journeys, niemand centraal hoeven stellen, niet meer hoeven brainstormen, geen meetings meer hoeven inschieten en geen ‘storytelling’ aan je hoofd. Heerlijk.”

Ik koester nog altijd het plan om, na ruim veertig jaar pendelen tussen vier hogescholen en universiteiten, een boekje te schrijven over ‘de sociologie van de zachte sabotage’. Japke-d. Bouma kruipt me voor. Vooral Warren G. Bennis, Kenneth D. Benne en Robert Chin, editors van The Planning of Change, vele edities vanaf 1961, hebben het oorspronkelijke denkwerk van hun leermeester verschoolmeesterd, erger: verpowerpointed. In minder sterke mate geldt dat voor Ronald Lippitt, Jeanne Watson en Bruce Westley, die hun boek The Dynamics of Planned Change. A Comparative Study of Principles and Techniques (New York etc.: Harcourt, Brace and World Inc., 1958) aan Kurt Lewin opdroegen.

Tot zover mijn kanttekening bij Tiggelaars zgn. ‘ontmaskering’ van de Lewin-volgelingen. In Nederland brachten Ten Have (vanaf 1960), Van Beugen (vanaf 1968) en Van Gent (1973) het werk van Bennis c.s. redelijk in verband met dat van de groepspsycholoog Kurt Lewin. De exposés van dit drietal werden standaardonderdelen van het propedeuse- en kandidaatsonderwijs van de Amsterdamse opleiding andragologie. De meest stevige sociaal-technologische uitleg van het werk van Lewin en vooral diens opvolgers bood Marinus van Beugen. Dit drietal kreeg stevige aandacht in mijn eerste studiejaar, 1969-1970. Ik heb ook mijn exemplaar van The Dynamics of Planned Change van LWW erop nageslagen. Toevalligerwijs rust daarin nog altijd een rondschrijven van jaargenoten d.d. ‘Woensdag 4 februari 1970’. Een stenciltje, met de vertrouwde opengeknalde o’tjes en vele onderstreepte passages, dat een ‘Voorstel m.b.t. groepstentamen en beoordeling’ lanceerde. De anonieme schrijvers eisten ‘als subjekt benaderd en beoordeeld te worden. Zo ook in onderwijssituaties’. Zij zullen (De tik- en spellingsfouten zijn letterlijk overgenomen. TN)

“de tentamens, zoals die tot heden en in de komende maanden zullen plaats vinden niet aksepteren (…) T.a.v. de komende tentamens geldt ook dat vanuit de gevestigde struktuur, die uitermate hiërarchisch gefixeerd is, de kennis overdracht eenzijdig plaatsvindt, dat deze overdracht kollektief ontvangen moet worden, terwijl men daarna het ontvangene individueel reproduceren moet. Een tentamineringsmethode, die ons gevoel van subjektieve participant in hoge mate geweld aan doet, daar wij als objekten behandeld worden / dreigen te worden (…)

Een individuele toetsing met daaraan gekoppeld een in wezen eenzijdige, autoritaire beoordeling, zoals deze in de huidige Ie jaarssituatie plaats vindt, sluit aan bij de steeds sterker wordende trend in onze maatschappij tot een toenemende individualisering, een toenemende isolering van de persoon.

Deze trend vindt plaats vanuit een economisch noodzaak tot konsumeren. Deze individualisering is in wezen maar schijn, omdat de werkelijke zelfontplooiing van het individu, in feite door de konsumptie dwang en de daaraan gekoppelde andere behoeften, b.v. met betrekking tot het universitair onderwijs, wordt tegengegaan. Naast deze bezwaren zijn er nog talloze andere argumenten te noemen, die een keuze voor het samenwerkingsprinsipe i.p.v. een konkurrentieprincipe, een keuze voor zelf- en medeverantwoordelijkheid i.p.v. eenzijdige, autoritaire verantwoordelijkheid rechtvaardigen (…)

Het groepstentamen/beoordeling/evaluatie komt o.a. tegemoet aan het zichzelf moeten kunnen trainen in “als persoon adekwaat kunnen functioneren in sociale situaties”. Het biedt de student de mogelijkheid door aktieve participatie (Zie Nota dr. R.R. Gras Utrecht 1968. Is de radenuniversiteit mogelijk? Gefixeerde hiërarchie doorbroken.) zijn zelfwerkzaamheid en zelfverantwoordelijkheid en intrinsieke motivatie te vergroten. Het groepstentamen zal de passieve houding, het pure kennis konsumeren, zoals tot nu toe het geval, dienen te doorbreken. Zij zal het kreatieve, kritische aspekt kunnen stimuleren. Zij zal zelfvormend kunnen werken (…) 

Naast dit voorgestelde groepstentamen zou ook de mogelijkheid  tot het afleggen van een individueel tentamen voor hen die hier nog de voorkeur aan geven moeten blijven bestaan”.

Wat zou Kurt Lewin van zo’n tekst hebben genoten! Hij zou de boel degelijk en grondig ontvlochten hebben. Ik neig ertoe om hem niet alleen te zien als ‘Gestalt-psycholoog’ (de mens neemt geen losse elementen waar, maar hij groepeert ze tot een samenhangend geheel) maar ook als een  voortrekker van de ‘veldtheorie’ (die de analogie verdedigt tussen sociale druk en fysieke krachten; zie boven in het citaat uit zijn artikel ‘the shot in the arm’). Individuen zijn onderhevig aan zowel de innerlijke drang (hun wensen en verwachtingen) als aan de druk die de omgeving op die drang uitoefent (de wensen en verwachtingen van anderen). Zo valt Lewin  te beschouwen als een pionier op grensregio’s van de psychologie, de sociale psychologie en, vanwege zijn interesse voor het fenomeen ‘sociale druk’, ook voor de sociologie. Lewin kan men niet reduceren tot de voorloper van drie-, vier- of meerfasige change management-projecten, en van de quasi-wetenschappelijke uitvergroting van de bureaugekte die Japke-d. Bouma zo smakelijk afwijst.

En in die zin heeft Ben Tiggelaar gelijk. De vraag is natuurlijk of Kurt Lewin zijn analyses zou willen en kunnen oprekken tot unfreezing-moving-(re)freezing-episodes van zo’n tien tot veertig jaar Amsterdamse andragologie. Vijf episodes. Professor Ten Have ging zich terugtrekken, zijn ontslag ging in op 1 januari 1971, hij overleed in 1975 – het jaar waarin zijn opvolger Arjo Nijk na vijf jaar alweer opstapte; Nijk ging onder andere nog zijn Mythe van de zelfontplooiing schrijven (1978). Met koninklijke goedkeuring heeft de zelfstandige wetenschap der andragogie slechts 15 jaar bestaan (1970-1985). De neoliberale concurrentie- en consumptiemaatschappij waarop mijn eerstejaars-genoten attendeerden liet nog even op zich wachten, al hadden zij toen al stellig de dubbele bodems door in de gaten van het individualisme en van die participatiesamenleving.

Maar voorzag de protestgeneratie van de sixties de (dis)continuïteiten van de attitudes en het gedrag van hun pragmatisch het geformatteerde Engelstalige onderwijs consumerende (klein)kinderen, aan de ‘universiteit van de leegte’, die volgens Martin Sommer, politiek commentator van de Volkskrant, ‘onzekerheid maskeert met stoere wetenschap’ (24 juni 2017, 5)? Het jonge volk dat na een zzp-bruggetje excellente toekomstkansen krijgt en/of grijpt, precies op tijd met enige steun van de (groot)ouders in Amsterdam een veel te dure woning (investeringsobject!) koopt – voorzag die protestgeneratie dat, ’n jaar of wat geleden? Nee, waarschijnlijk niet. Kurt Lewin evenmin, maar een uitleg en een verklaring langs die drie watergolvende episodes zou hij wel geboden hebben.